Lichtstad
De nachtvorst heeft rijp over de velden uitgestrooid. Het lage zonlicht streelt de ijskristallen tot ze flonkeren als diamanten. Een wondere wereld waar ik nu in loop. Opeens moet ik aan een oud lied denken uit mijn jeugd: ’Lichtstad met uw paarlen poorten’. Ik wil die paarlen ook niet voor de zwijnen werpen maar ik vind diamanten toch mooier. Zeker als ze zomaar op de grond liggen.
In dé Lichtstad van Europa, Parijs, werd enkele jaren geleden te veel licht ontstoken: de Notre Dame, dat monument van gotiek en geloof, stond in lichterlaaie. Met bovenmenselijke in-
spanning wist de brandweer te voorkomen dat het hele gebouw zou instorten. Wat een ‘lichtbeelden’ gaf dat! Jaren voor die brand sloot het Urker Mannenkoor een concert af in die enorme kerk in Parijs (in klederdracht!) met dat lied: ‘Lichtstad met uw paarlen poorten.’ Ge-
woon in het Nederlands. De Parijzenaren hadden daar dus niet veel aan. Maar de zangers waren zichtbaar aangedaan door de woorden en melodie van dat lied. Zij zongen over een hemels Jeruzalem.
In onze eigen lichtstad, Eindhoven, is inmiddels het licht gedoofd. Philips heeft zijn lichtdivisie (alsof het een legeronderdeel is…) afgestoten. Zij denken in deze tijd meer geld te kunnen verdienen met medische apparatuur. Dat lukt nog niet altijd goed (apneu-apparaten) maar het licht is inmiddels uitgeblazen. Onze peertjes komen nu ergens anders vandaan. Zal wel uit China zijn.
Licht kan schitterend zijn, licht kan levensgevaarlijk zijn en licht kan doven. Het lied van het Urker Mannenkoor gaat over het verlangen naar een hemels Jeruzalem. Daar moet het wel licht zijn: geen rouw, geen tranen, maar een liefdesstem. Ikzelf zoek zo’n Jeruzalem meer hier op aarde. En soms vind ik het! In de natuur, in het zonlicht door glas-in- loodramen, in het licht in de ogen van mensen. Ik besef dan dat ook dat licht kwetsbaar is. De rijp kan smelten, het vuur kan verteren en het licht in ogen kan breken. Maar het visioen blijft. En houdt mijn lichtje brandende.

René Romijn