Mensen vragen je wel eens: ‘Als je nou een dier zou mogen zijn, welk dier zou jij dan willen zijn?’ Ik vind dat nog niet zo makkelijk. Hoeveel ruimte krijg je nog als dier? Mensen spuiten overal gif rond. Ze zetten je gevangen in een megastal. Of houden je aan het lijntje als jij eens even lekker wil rennen. Mensen jagen op je en schieten je dood. Sluiten je op in een kooi of schieten een harpoen in je lijf. Ze villen je om je vacht of knechten je voor hun zware werk. Ze laten je zwemmen in een glazen bakkie of pikken jouw leefruimte in. En ze eten je op!
Tja, welk dier is dan nog fijn om te zijn? Mijn antwoord is dan: een albatros. Zo’n grote vogel die over de oceanen zeilt, ver van de mens vandaan. Wekenlang, ja zelfs maandenlang achterelkaar blijft hij in de lucht. Hij komt alleen aan land om een ei te leggen en dat uit te broeden. En dan weer zo snel mogelijk de lucht in. Vrijheid, verten, alles van bovenaf bekijken. Slapen in de lucht! En dat is heel wat anders dan in een vliegtuig zitten, want dat vind ik maar niks in zo’n benauwde ruimte.
Niet veel mensen zouden trouwens antwoorden op bovenstaande vraag: een krokodil of een hyena, een reuzenoctopus of een kwal, een sluipwesp of een adder. Wij genieten van natuurdocumentaires maar wij griezelen er soms ook een beetje van. Gods schepping kent toch ook maar vreemde kostgangers…… En de mens is daarvan misschien nog wel de vreemdste.
Evenals het dier kan de mens verslinden en verzorgen, haten en liefhebben, bang zijn en overmoedig, slim en dom. Er is slechts één ding waarin de mens zich onderscheidt van het dier: een mens kan religieus zijn, geloven in een hogere macht en daar vorm aan geven. Met muziek, met kunst en met liturgie. En dan is er een grote kans dat wij ons daarom meer voelen dan het dier. De mens voelt zich boven het dier verheven. Maar als de kern van ons geloof is ‘niet heersen maar dienen’, dan vraag ik mij toch af wat dat dan betekent in onze relatie met dieren.
Zo, ik heb mijn ei weer gelegd. Nou mag u het uitbroeden.
René Romijn