Krioelende beestjes
- Details
In niemandsland, door bomen aan het oog onttrokken, staat de ruïne van een kerk van een vrouwenklooster. De muren staan nog overeind, het dak is verdwenen. Eigenlijk is er niks te zien. Het is er doodstil. Ik sta midden in de ruïne en hoor de ijle vrouwenstemmen toch nog resoneren in mijn hoofd. Onder de resten van de kerk ontspringt een kleine bron. Er krioelen allerlei beestjes in het water wat vroeger ‘heilig’ heette. Soms komen hier nog mensen want in een nisje staat een Mariabeeld (los, ik kan het zo meenemen, doe dat niet) met uitgebrande waxinelichtjes erbij.
Het geheel is verlaten, vervallen en doods. Maar niet het kerkhofje ernaast. Er zijn daar plaquettes op stenen bevestigd uit recente jaren. Netjes onderhouden, plastic bloemen hier en daar. Mensen willen blijkbaar nog steeds begraven worden naast dit bouwval. De zusters zijn al eeuwen verdwenen, hun mysterie nog niet.
Sommige mensen vergelijken de kerk in onze tijd ook wel eens met een ruïne. Zo nu en dan komt er nog eens iemand kijken. Er groeien planten uit de muren. Het dak is er allang af. Moeilijk te vinden ook tussen al die ‘bomen’. En als er dan plotseling één in de fik vliegt, zoals de Notre Dame in Parijs, ervaart men dat ook wel als een bezegeling van een lot.De hoogtijdagen van de kerk zijn voorbij. De laagtijdagen lijken soms ook al achter ons te liggen. Bij menigeen overheerst spijt en nostalgie bij gedachten aan de kerk.
Maar als er onder zes eeuwen oude muren vandaag nog steeds water kan ontspringen, zelfs met allerlei beestjes erin, waarom zou het dan nu definitief afgelopen zijn met onze kerk? Wij mensen laten het soms eeuwenlang afweten, maar er blijft water stromen. Er blijven beestjes krioelen. Er blijft leven.
En wat ook blijft is het mysterie. Zelfs als wij daar nauwelijks meer weet van hebben willen wij er toch naast begraven worden. Muren brokkelen af, eeuwenoude daken gaan in vlammen op. Maar het mysterie blijft rondwaren en appelleren. In allerlei vormen. Op genoemde ruïne was ook een informatiebordje bevestigd over dit gebouw. Iemand had in dat bordje een davidsster gekrast met daarboven het woordje ‘ciel’ (hemel) en daaronder het woord ‘terre’ (aarde). Wij zijn 100% aards maar hebben het vermoeden van nog een andere werkelijkheid. En of wij die nou symbolisch aanduiden met een ster of met een kruis of met nog iets anders, het is er. En het roept ons aan. ‘Mens, waar ben je mee bezig?’ Die stem zal nooit verstommen.
René Romijn