Voor een café staat een lange, dunne jongeman metalen biervaten uit te laden uit een vrachtwagen. De volle het café in, de lege weer de vrachtwagen in. Zijn rug heeft het zwaar te verduren. Op het terras voor het café zitten twee jonge vrouwen te geinen met een baby. Ze roken allebei een sigaret. De baby lacht uitbundig.
Soms worden wij gedwongen risico’s te nemen. Soms nemen wij ze zelf met oog-kleppen voor. Maar een leven zonder risico’s bestaat niet.
In de jaren ’80-’90 van de vorige eeuw was het Interkerkelijk Vredesberaad in Nederland erg actief. Er werden veel en grote demonstraties georganiseerd uit protest tegen massavernietigingswapens. Die lagen toen ook in Nederland opgeslagen. Nu nog trouwens. Dat IKV nam daarmee een behoorlijk risico. Je kon met dit activisme immers mensen de kerk uitjagen. Of werd je als Nederland zonder kernwapens niet heel kwetsbaar in deze wereld? Maar ook: als je atoombommen hebt loop je het risico dat je ze moet gebruiken. D.w.z. duizenden, tienduizenden mensen de vernietiging injagen.
Dat waren spannende tijden. Ook in kerkenraadsvergaderingen. Zijn die spannende tijden nu voorbij? Ook in de kerken? Het lijkt er wel een beetje op. Maar die kernwapens b.v. liggen hier nog steeds in ons land. En als ‘we’ nieuwe straaljagers kopen zijn het altijd weer toestellen die ‘geschikt’ zijn om kernbommen te vervoeren. En af te werpen…Maar in de kerken is het stil hierover.
Gelukkig niet als het gaat over vluchtelingen/asielzoekers. Dan schieten kerkelijke organisaties te hulp en proberen zelfs actief de politiek te beïnvloeden. Welke risico’s neemt de kerk hier? Of moet zij daar maar niet te veel bij stilstaan en gewoon doen wat haar hand vindt om te doen? Of wat haar hart vindt om te doen? Terug naar die jonge biersjouwer.
Zou hij genoeg verdienen om een arbeidsongeschiktheidsverzekering af te sluiten? En toen ik op het punt stond die twee jonge vrouwen aan te spreken op hun rookgedrag in het bijzijn van de baby stootte ik keihard mijn hoofd tegen de stang van de luifel boven het terras. Zo werd mijn eigen activisme in de kiem gesmoord. Maar ik was ook weer even wakker. Leef niet alleen voor jezelf. Denk na over de risico’s van je gedrag. Kom op, laten wij maar weer eens een spandoek gaan beschilderen. Of een speciale vlag uithangen. Er is nog genoeg om voor op te komen, dacht ik zo.

René Romijn

Mensen vragen je wel eens: ‘Als je nou een dier zou mogen zijn, welk dier zou jij dan willen zijn?’ Ik vind dat nog niet zo makkelijk. Hoeveel ruimte krijg je nog als dier? Mensen spuiten overal gif rond. Ze zetten je gevangen in een megastal. Of houden je aan het lijntje als jij eens even lekker wil rennen. Mensen jagen op je en schieten je dood. Sluiten je op in een kooi of schieten een harpoen in je lijf. Ze villen je om je vacht of knechten je voor hun zware werk. Ze laten je zwemmen in een glazen bakkie of pikken jouw leefruimte in. En ze eten je op!
Tja, welk dier is dan nog fijn om te zijn? Mijn antwoord is dan: een albatros. Zo’n grote vogel die over de oceanen zeilt, ver van de mens vandaan. Wekenlang, ja zelfs maandenlang achterelkaar blijft hij in de lucht. Hij komt alleen aan land om een ei te leggen en dat uit te broeden. En dan weer zo snel mogelijk de lucht in. Vrijheid, verten, alles van bovenaf bekijken. Slapen in de lucht! En dat is heel wat anders dan in een vliegtuig zitten, want dat vind ik maar niks in zo’n benauwde ruimte.
Niet veel mensen zouden trouwens antwoorden op bovenstaande vraag: een krokodil of een hyena, een reuzenoctopus of een kwal, een sluipwesp of een adder. Wij genieten van natuurdocumentaires maar wij griezelen er soms ook een beetje van. Gods schepping kent toch ook maar vreemde kostgangers…… En de mens is daarvan misschien nog wel de vreemdste.
Evenals het dier kan de mens verslinden en verzorgen, haten en liefhebben, bang zijn en overmoedig, slim en dom. Er is slechts één ding waarin de mens zich onderscheidt van het dier: een mens kan religieus zijn, geloven in een hogere macht en daar vorm aan geven. Met muziek, met kunst en met liturgie. En dan is er een grote kans dat wij ons daarom meer voelen dan het dier. De mens voelt zich boven het dier verheven. Maar als de kern van ons geloof is ‘niet heersen maar dienen’, dan vraag ik mij toch af wat dat dan betekent in onze relatie met dieren.
Zo, ik heb mijn ei weer gelegd. Nou mag u het uitbroeden.
René Romijn

Zeven jaar geleden op zaterdag 25 mei werd het nieuwe liedboek 'Zingen en bidden in huis en kerk' aangeboden in de Grote Kerk van Monnikkendam.
We gingen met een bus vanuit Drachten en wijdden in een stampvolle kerk het liedboek in, we werden allemaal besmet en bij mij is het virus nooit meer weggegaan. De rest van de dag brachten we op allerlei manieren zingend door in Monikkendam.
De dag daarop, zondag Trinitatis, hadden we in de Grote Kerk een muziekdienst met Harmen Jansen als voorganger en Wiert van den Bosch aan het orgel, we hebben gezongen uit het nieuwe liedboek, lied 701, 681, 675, 697, 657, 333, 266 en 872. Sindsdien hebben we de helft van de bijna 1300 liederen één of meerdere keren gezongen in de Grote Kerk.

Lied 697 was een bijzonder Pinksterlied omdat het zo heel anders was dan wat we tot dan toe gewend waren, een organist die akkoorden speelt samen met een staande trom, een fluit, een viool en aan aantal zangers, allemaal op het allerlaatste moment 's middags geoefend. Via deze link (Klikken dus) kunt u een opname beluisteren uit 2015 vanuit de Martinikerk in Groningen.
We zongen ook een Fries lied van Margryt Poortstra op muziek van Jan de Jong wat in 2018 in de bundel Hertslach werd opgenomen en wat u hieronder vindt met toestemming van uitgeverij Intrada uit Heerenveen. Dit lied won in 2013 de wedstrijd om een nieuw Fries Pinksterlied van Krúspunt, het platform van alles wat met Friese taal en geloof te maken heeft.


Op kampeervakantie vorig jaar in Frankrijk kwamen wij in een hittegolf terecht. Nee, die 45 gr.hebben wij gelukkig niet meegemaakt. Maar toch. Dan merk je dat je de hele dag met die warmte bezig bent. Waar vind ik nog een plekje schaduw op die kamping? Drink ik wel genoeg? Hoe laat is het, begint die zon al te zakken? Hé, is dat een vleugje wind? Niks doen, stil zitten, de hitte van de dag doorstaan. Hopen op een beetje afkoeling in de nacht. Het ging een beetje lijken op een obsessie.
En dan krijg je droombeelden over ‘thuis’. Over een koele badkamer, de hitte buiten kunnen sluiten, de zonnewering om 7.00 uur ‘s- morgens al naar beneden. Een droog kussen. Niet meer die hete weg op hoeven.
Op twee plaatsen vind je dan in Frankrijk koelte: in een supermarkt en in een oude kerk. Dus ga je het bezoek in zo’n supermarkt rekken. Maar dat kost meestal geld. Het bezoek aan een oude kerk is gratis. Je gaat zitten en kijkt om je heen. Of bij jezelf naar binnen. Waarom zit ik hier? Is zo’n vakantie eigenlijk nog wel leuk? Pfff, ik kan hier toch niet de hele dag blijven zitten?
Bij zo’n retraite zag ik in een zijkapel een martelaar liggen. In een soort glazen kist.. Hij lag een beetje te kijk vond ik. Hoe lang lag hij hier al? Eeuwen! Niet bevangen door de hitte maar ingehaald door de tijd. Gelukkig was het maar een beeld van hem. Ik stond op het punt mijzelf ook een beetje martelaar te voelen. Maar mijn aanwezigheid hier was vrije keuze.
Geloven is toch eigenlijk ook verkoeling zoeken voor de hitte van de dag. Voor de hectiek van het leven. Een soort wolk in de woestijn. Beschutting tegen alles wat ‘te’ is. Die beschutting vind ik in de stilte van een oude kerk. In de grandioze melodieën van Palestrina. In het zwijgen van de sterren. In een blik of enkel gebaar van mijn vrouw.
En dan geloof ik maar dat God daar iets mee te maken heeft. Ik ga daarover niet theologiseren want dan loop ik vast in mijn eigen ratio. Steeds meer krijg ik het vermoeden dat geloof daar niet veel mee te maken heeft. Het lijkt wel een geheim dat niet onthuld weer worden. Een beschutting die niet verklaard wil worden. Een invulling van de leegte die niet beschreven wil worden. Het zij zo. Ik heb er genoeg aan. En voel mij ermee gezegend. Eigenlijk vind ik dat toch ook wel cool.

René Romijn

In niemandsland, door bomen aan het oog onttrokken, staat de ruïne van een kerk van een vrouwenklooster. De muren staan nog overeind, het dak is verdwenen. Eigenlijk is er niks te zien. Het is er doodstil. Ik sta midden in de ruïne en hoor de ijle vrouwenstemmen toch nog resoneren in mijn hoofd. Onder de resten van de kerk ontspringt een kleine bron. Er krioelen allerlei beestjes in het water wat vroeger ‘heilig’ heette. Soms komen hier nog mensen want in een nisje staat een Mariabeeld (los, ik kan het zo meenemen, doe dat niet) met uitgebrande waxinelichtjes erbij.
Het geheel is verlaten, vervallen en doods. Maar niet het kerkhofje ernaast. Er zijn daar plaquettes op stenen bevestigd uit recente jaren. Netjes onderhouden, plastic bloemen hier en daar. Mensen willen blijkbaar nog steeds begraven worden naast dit bouwval. De zusters zijn al eeuwen verdwenen, hun mysterie nog niet.
Sommige mensen vergelijken de kerk in onze tijd ook wel eens met een ruïne. Zo nu en dan komt er nog eens iemand kijken. Er groeien planten uit de muren. Het dak is er allang af. Moeilijk te vinden ook tussen al die ‘bomen’. En als er dan plotseling één in de fik vliegt, zoals de Notre Dame in Parijs, ervaart men dat ook wel als een bezegeling van een lot.De hoogtijdagen van de kerk zijn voorbij. De laagtijdagen lijken soms ook al achter ons te liggen. Bij menigeen overheerst spijt en nostalgie bij gedachten aan de kerk.
Maar als er onder zes eeuwen oude muren vandaag nog steeds water kan ontspringen, zelfs met allerlei beestjes erin, waarom zou het dan nu definitief afgelopen zijn met onze kerk? Wij mensen laten het soms eeuwenlang afweten, maar er blijft water stromen. Er blijven beestjes krioelen. Er blijft leven.
En wat ook blijft is het mysterie. Zelfs als wij daar nauwelijks meer weet van hebben willen wij er toch naast begraven worden. Muren brokkelen af, eeuwenoude daken gaan in vlammen op. Maar het mysterie blijft rondwaren en appelleren. In allerlei vormen. Op genoemde ruïne was ook een informatiebordje bevestigd over dit gebouw. Iemand had in dat bordje een davidsster gekrast met daarboven het woordje ‘ciel’ (hemel) en daaronder het woord ‘terre’ (aarde). Wij zijn 100% aards maar hebben het vermoeden van nog een andere werkelijkheid. En of wij die nou symbolisch aanduiden met een ster of met een kruis of met nog iets anders, het is er. En het roept ons aan. ‘Mens, waar ben je mee bezig?’ Die stem zal nooit verstommen.
René Romijn