De dominee van Drachten
Reformatorisch Dagblad 22-10-2009 08:54 | Dr. H. Florijn

In drie plaatsen is Jesaias Hillenius (1700-1759) predikant geweest, maar het langst stond hij in Drachten. Daar nam hij een nieuw kerkgebouw in gebruik. Daar schreef hij ook de meeste van zijn preken die werden uitgegeven. Ze doen hem kennen als een rechtzinnig en bevindelijk prediker. Het is 250 jaar geleden dat hij overleed.

Hillenius werd in 1700 in Usquert geboren. Hij was de zoon van Hermannus Mennes en Barbara Hillenius. Hoewel in onze tijd niet meer ongewoon, was het in zijn dagen toch wat merkwaardig als een zoon de achternaam van zijn moeder droeg. Misschien geeft het aan dat er een sterke band tussen beiden was. Opvallend is verder dat moeder Hillenius in hetzelfde jaar zou overlijden als haar zoon.

Jesaias ging theologie studeren. In november 1717 liet hij zich inschrijven als student aan de Academie van Groningen. Daar waren kort daarvoor drie hoog¬leraren benoemd, van wie Antonius Driessen de bekendste was. Voor die tijd was er niet één hoogleraar aan de theologische faculteit en dat zegt wel iets over het niveau van deze opleiding; dat was niet hoog.

Verder is bekend dat het zedelijk peil van de studenten in Groningen nu ook niet direct iets was om over naar huis te schrijven. We weten dat onder meer uit het geschrift ”Het innige christendom” van Wilhelmus Schortinghuis. Schortinghuis is namelijk in hetzelfde jaar als Hillenius naar Groningen gekomen om te studeren en heeft hem daar zeker ontmoet, maar het is niet precies bekend of beide studenten zich toen al tot elkaar aangetrokken voelden.

Later, na Schortinghuis’ bekering, was die band er zeker wel. Dat blijkt mede hieruit dat nazaten van hem bijdragen geleverd hebben voor in een werk van Hillenius; ook zou Wilhelmus’ zoon Gerardus de lijkpredikatie houden na het overlijden van Hillenius. Schortinghuis zelf, die in hetzelfde jaar geboren werd als Hillenius, overleed negen jaar voor zijn geestverwant.

Predikant
In 1722 werd Hillenius proponent, waarna hij op 26 augustus 1725 werd bevestigd als predikant te Drogeham en Harkema-Opeinde. In 1728 preekte hij afscheid van deze gemeente en vertrok hij naar IJlst. Hier was hij werkzaam tot 8 april 1742.

Als predikant van IJlst bleek zijn voorgaan aan te slaan. Zo gebeurde het in 1741 dat hij door een van zijn „goede vrienden te Amsterdam” om twee preken werd verzocht. Hij stuurde ze op en ze bleken zo goed te bevallen in de hoofdstad dat ze door meerdere mensen werden overgeschreven. Uiteindelijk werden ze volgens Hillenius’ woorden „buiten mijn kennis, ja ook buiten toedoen van degene aan welke ik dezelve overgegeven had, in het jaar 1743 door zekere mensen mij onbekend, te ’s-Gravenhage door de druk gemeen gemaakt.” Hij was daar niet gelukkig mee: er stonden druk- en schrijffouten in en hij had ze niet voor een uitgave bestemd. Ook vond hij het onjuist dat men zomaar werk van een ander liet verschijnen. Maar de lezers waren er blij mee en verzochten hem voortaan zelf zijn preken uit te geven.
Toen hij predikant van Drachten was geworden, besloot hij dat te gaan doen. Hij corrigeerde ze en breidde ze uit. Verder voegde hij er nog vijf preken bij, zodat er een bundel ontstond die onder de titel ”Eenige keurstoffen uit het O. en N. Testament” (Leeuwarden, 1744) het licht zag.

Geleerdheid
Hillenius heeft in deze bundel tevens de ”Kerkinwydings-redenvoering” opgenomen die hij op 10 november 1743 had uitgesproken toen in Drachten in plaats van de twee oude kerken die daar stonden een nieuw kerkgebouw in gebruik werd genomen. Hij preekte toen over 1 Koningen 8:30.

De preek is niet zonder vertoon van geleerdheid. Op de pagina naast die met de opdracht aan de gemeente van Drachten treft de lezer een citaat van Augustinus aan: „Gij gaat in uw huis om tijdelijke rust; gij gaat in Gods Huis om de eeuwige rust.” Meer kerkvaders worden aangehaald, zoals Johannes Chrysostomus, maar ook heidense schrijvers, zoals Horatius, Cicero, Trismegistus, en theologen uit Hillenius’ eigen tijd, zoals Lampe en Van den Honert. Dit bevreemdt een beetje, want in een ander geschrift zou hij juist stelling nemen tegen het uitstallen van allerlei citaten in leerredenen, niet omdat hij het verachtte, maar omdat hij liever geestelijk onderwijs las en gaf.

Hillenius heeft voor de preek ook een vers geplaatst dat hij ter gelegenheid van de plechtigheid had vervaardigd. Het is een ”Zielszugt tot Godt om Zijnen zegen over het werk der bedieninge in de Nieuwe Kerk van de Dragten”. Uit het gedicht blijkt dat dichten zeker niet zijn sterkste kant was, in tegendeel: het rijm rammelt aan alle kanten. Toch staan er ook goede zinnen in, zoals:
Wat baat toch ’t stenen huis, dit houtene gewelf?
Zo er niet is Uwe tegenwoordigheid zelf.
Wat voordeel doet ’t dat ’t oog bekoort, en ’t oor doet strelen?
Geen woordenklank of -pronk verbreken zondenzelen.
Aai, zend er dan Uw Geest, Die stenen harten breekt,
En die tot de verslagenen van vrede spreekt.”

Bekering
Het bleef niet bij deze eerste bundel, die tijdens Hillenius’ leven nog twee keer herdrukt werd. In 1751 en 1752 verschenen de twee delen van zijn werk ”De mensch beschouwt in de staat der elende, der genade en der heerlikheit”. Hierin nam hij preken op over die leerstukken „welke die drieërlei staat des mensen vertonen.” Men zou het werk kunnen beschouwen als een soort van dogmatiek van de bevindelijke godgeleerdheid in leerredenen. Als thema’s staan bijvoorbeeld in deel 1: ellende van de mensen, onmacht, erfzonde, vrije wil, geloof, bekering.
Vooral de bekering achtte Hillenius van groot belang. Vandaar dat in 1756 weer een werk verscheen, nu met de titel: ”Schriftuurlyke voorbeelden van bekeringe” (Leeuwarden, 1756). Hij begon de voorrede daarin met de woorden: „De bekering, gelijk ze is van een grote noodzakelijkheid, zo is ze ook van een dierbare nuttigheid. Dezelve is noodzakelijk, alzo geen zondaar zonder dezelve behouden wordt. „Indien gij u niet bekeert, zo zult gij allen desgelijks vergaan”, zegt de Heere Jezus.”

De preken gaan over verschillende Schriftgedeelten en over bijzondere personen, zoals Paulus, Lydia, de moordenaar aan het kruis; maar –aldus Hillenius– „het wezen van de zaak is in allen gelijk, maar in toevalligheden en omstandigheden verschillend.” Ook hier valt het weer op dat Hillenius’ prediking een sterk bevindelijke inslag had. Dit geschrift sloeg eveneens aan: in 1767 verscheen een herdruk.

Kinderloos

Hillenius heeft het verschijnen van die druk niet meer meegemaakt. Hij overleed op 1 augustus 1759, dit jaar 250 jaar geleden.
Zijn vrouw Aafke Reiding, met wie hij op 8 augustus 1745 gehuwd was, overleefde hem. Kinderloos bleef zij achter, aangezien zij slechts een zoontje kregen dat op jeugdige leeftijd overleden is.

Als een Elia

Geestverwant Gerardus Schortinghuis heeft twaalf dagen na het overlijden van de Drachtense predikant in 1759 de lijkrede op Hillenius gehouden. Hij gaf die uit als ”Elisa’s rouw-bedryf, wanneer de Heere zijnen heere Elias van zijn hooft wegh nam” (Leeuwarden, 1759).
Uit de titel spreekt een nauwe verbondenheid en hoogachting; anders vergelijk je iemand niet met de profeet Elia. En hoewel Schortinghuis zich er natuurlijk van bewust was dat de dominee van Drachten lang niet in alles met de profeet te vergelijken was, benadrukte hij zo dat ds. Hillenius het Woord van God op zuivere wijze had verkondigd.

Dr. H. Florijn